Op het vlak van gezondheidszorg en geboorteregeling zijn de maatschappelijke eisen verder geëvolueerd.

Artikel 26 van de universele verklaring van de rechten van de mens stelt:

“Het onderwijs zal gericht zijn op de volle ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid en op de versterking van de eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.”

Omdat de menselijke vrucht­baar­heid een essentieel onderdeel van de menselijke persoonlijkheid is, is het vanzelfsprekend dat een vertrouwdheid hiermee aan de basis ligt van de volle ontwikkeling van deze persoonlijkheid. In die zin mag men gerust stellen dat vruchtbaarheidsbewustzijn en -ervaring een essentieel onderdeel zijn van de alfabetisering van mensen en wellicht nog belangrijker zijn dan de geletterdheid.

Het Actieplatform van de 4e UNO-vrouwenconferentie in Peking (hoofdstuk IV, gezondheid §110 h) stelt heel concreet:

Financiële en institutionele steun bieden voor onderzoek naar veilige, effectieve, bereikbare en aanvaardbare methoden en technologieën voor de reproductieve en seksuele gezondheid van vrouwen en mannen, met inbegrip van veilige, effectieve, bereikbare en aanvaardbare methoden voor de regeling van vruchtbaarheid, met inbegrip van natuurlijke gezins­planning voor beide geslachten, methoden ter bescherming tegen HIV/AIDS en andere seksueel overdraagbare aandoeningen en eenvoudige en goedkope methoden om deze en andere ziekten te detecteren. Dit onderzoek moet op alle niveaus door gebruikers geleid worden en vanuit het perspectief van het geslacht, vooral van de vrouwen, en moet worden uitgevoerd in strikte overeenstemming met internationaal aanvaarde wettelijke, ethische, medische en wetenschappelijke standaarden voor biomedisch onderzoek.

Inzake anticonceptie en fertiliteitsbehandeling geldt in België de wet op de patiëntenrechten.

Art. 7. § 1. De patiënt heeft tegenover de beroepsbeoefenaar recht op alle hem betreffende informatie die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan.
§ 2. De communicatie met de patiënt geschiedt in een duidelijke taal.

Art. 8. § 1. De patiënt heeft het recht om geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij toe te stem­men in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar.

§ 2. De inlichtingen die aan de patiënt verstrekt worden, met het oog op het verlenen van diens toestemming bedoeld in § 1, hebben betrekking op het doel, de aard, de graad van urgentie, de duur, de frequentie, de voor de patiënt relevante tegenaanwijzingen, neven­werkingen en risico’s verbonden aan de tussenkomst, de nazorg, de mogelijke alternatieven en de financiële gevolgen. Ze betreffen bovendien de mogelijke gevolgen ingeval van weige­ring of intrekking van de toestemming, en andere door de patiënt of de beroepsbeoefenaar relevant geachte verduidelijkingen, desgevallend met inbegrip van de wettelijke bepalingen die met betrekking tot een tussenkomst dienen te worden nageleefd.[1]

In principe heeft elke burger dus het recht om NFP te kennen, een alternatief dat geen nevenwer­kingen of risico’s heeft. in die zin is het dus de plicht van elke arts of gezondheidswerker om dit alternatief in niet pathologische situaties aan te bieden.

[1] Wet betreffende de rechten van de patiënt, KB 22 augustus 2002, BS 26 september 2002