Historiek

Het idee dat er in de cyclus van de vrouw vruchtbare en onvruchtbare dagen zijn, is al heel oud. Toch is het pas in de twintigste eeuw dat de kennis hierrond merkbaar toenam en tot bredere lagen van de bevolking doordrong.
De Nederlandse gynaecoloog Theodoor van de Velde (1873-1937) had reeds in 1904 een verband gelegd tussen de stijging van de basale lichaamstemperatuur en de eisprong. Deze kennis werd aanvankelijk echter louter als wetenschappelijke achtergrondinformatie beschouwd en niet écht gebruikt.
In 1929 publiceerde de Oostenrijker Hermann Knaus (1892-1970) de resultaten van zijn onderzoeken in Cambridge, waar hij had ontdekt dat de eisprong 12 tot 16 dagen vóór de volgende menstruatie plaats vindt. Begin 1930 reageerde de Japanner Kyusaku Ogino (1882-1975) op een artikel van Knaus met de resultaten van zijn eigen onderzoek, die tot dezelfde conclusie leidden.

In Nederland is het de katholieke arts Johannes Nicolaas Josephus Smulders (1872-1939) die de bekende kalendermethode in het boek ‘Periodieke onthouding in het Huwelijk: Methode Ogino -Knaus’ reeds in 1930 bekend maakte. Later zou zijn werk worden verdergezet door de gynaecoloog Johannes Gerardus Henricus Holt (1898-1964) in zijn boek ‘Het getij’, waarin hij vanaf de jaren ’50 de inzichten van Van de Velde, over de basale lichaamstemperatuur verwerkte. Deze kalendermethode bleek in de praktijk echter weinig betrouwbaar als gezinsplanningsmethode en leidde weliswaar vaak tot kleinere gezinnen, maar toch met een aantal ongeplande zwangerschappen.
Intussen publiceerde de Duitse priester – die ooit geneeskundestudies had aangevat – Wilhelm Hillebrand rond 1935 de eerste temperatuurmethode. Deze methode werd in Duitsland in 1954 opnieuw onder de aandacht van het publiek gebracht door de hoogleraar gynaecologie in München prof. Gerhard Döring (1920-1992). De correct toegepaste temperatuurmethode bleek zeer betrouwbaar, maar vereiste soms een lange onthoudingsperiode, waardoor ze vaak praktisch niet haalbaar bleek.

Intussen was Gregory Pincus (1903-1967) gaan experimenteren met kunstmatige steroïde hormonen, waarmee hij de eerste contraceptieve pil ontwikkelde rond 1956. Gezinsplanning zou de volgende decennia sterk kunstmatig gaan ingrijpen in het lichaam van vooral de vrouw. Intussen is het begrip gezinsplanning zodanig vervormd, dat het vaak nog uitsluitend verstaan wordt om kinderen te vermijden (dus als anticonceptie). Tot op vandaag wordt constant onderzoek gedaan om de nadelige bijwerkingen van de pil te verminderen en zoekt men naar betere contraceptiva met dezelfde betrouwbaarheid.
Vanaf de jaren ’50 ontwikkelde de Australische neuroloog John Billings (1918-2007) de zogenaamde ovulatiemethode of Billingsmethode. Deze is gebaseerd op de waarneming door de vrouw van het baarmoederhalsslijm en geldt naar onze hoge normen als te onbetrouwbaar.

De sympto-thermale methode (NFP = Natural Family Planning) combineert de waarneming van de lichaamstemperatuur en het cervixslijm. Ze werd voor het eerst in 1965 door de Oostenrijkse arts Josef Rötzer (1920-2010) bekend gemaakt. Vooral in Oostenrijk en Zuid-Duitsland bouwde hij een schriftelijke consultatiedienst op. In 1981 werd in Duitsland de Arbeitsgruppe NFP opgericht. Deze heeft in een door het Duitse Bondsministerie voor het Gezin gesubsidieerd project in de jaren 1984-1991 de basis gelegd waardoor sinds 1984 in Duitsland en sinds 1990 in Vlaanderen en Nederland de sympto-thermale methode als betrouwbaar alternatief kan worden aangeboden. Dankzij de nieuwe didactische en methodologische aanpak kan NFP nu de vergelijking met andere betrouwbare contraceptiva zoals pil en spiraal doorstaan. Vandaag wordt de kwaliteit van de consulentenopleiding in Vlaanderen gecontroleerd door de dienst gynaecologie van het UZ Gasthuisberg (KULeuven).

De wetenschappelijke juistheid van de methode wordt door diverse specialisten gewaarborgd: dr. Siegfried Baur (universiteit München), prof. Gerhard Döring† (universiteit München), prof. Xaver Fiederle† (universiteit Freiburg), Prof. Günter Freundl† (universiteit Düsseldorf), Prof. Kurt Hahlweg (Max-Planck Instituut voor Psychiatrie München).

De auteurs van de hele methodiek zijn de artsen dr. Petra Frank, dr. Elisabeth Raith-Paula, dr. Jutta Sadlik en dr. Ursula Sottong, evenals de pedagogen Astrid Both, Brigitte Hrabé-Lorenz, Günter Lorenz en de psycholoog Notker Klann.

In 2011 werd de hier beschreven methodiek geregistreerd als product onder de naam sensiplan®. Dit product bestaat uit een gestandaardiseerde cycluskaart (ook in elektronische vorm), een gestructureerde consultatiereeks en de vorming van erkende consulenten, die zelf gebruiker van Sensiplan zijn. NFP-Vlaanderen is de licentiehouder van sensiplan® voor Vlaanderen.