• Onderzoekers zoeken al lang naar een goede manier om de betrouwbaarheid van een methode te kunnen berekenen. Met retrospectieve studies tracht men aan de hand van vragen te weten of een vrouw met een bepaalde methode ongepland zwanger is geweest. Je kunt dan wel grote aantallen bevragen, maar de werkelijkheid kom je nooit echt te weten.
  • In prospectieve studies wordt steeds vooraf gevraagd of een vrouw zwanger wil worden. Zegt ze dit niet, dan wordt een zwangerschap in de volgende cyclus als ongepland beschouwd. Ook dit is niet sluitend – een koppel kan immers plots toch zwanger willen worden – maar het geeft een duidelijker beeld. Zo kom je te weten hoe vaak de methode bij ideaal gebruik faalt, zeker wanneer gemeenschap wordt aangeduid en er geen gemeenschap in de vruchtbare periode is geweest.
  • Recente studies geven aan dat Sensiplan in minder dan 1 op 200 vrouwenjaren faalt (dus als 200 vrouwen een jaar lang de methode gebruiken). De pilstudies geven gelijkaardige cijfers aan. Meestal wordt dit uitgedrukt in de zgn. Pearl-index. Sensiplan heeft dan een PI van minder dan 0,5. Een cijfer onder 1 wordt als heel betrouwbaar beschouwd.
  • In de dagelijkse realiteit ligt dit cijfer uiteraard hoger, omdat koppels niet altijd consequent de regels toepassen. Dan heeft Sensiplan een PI van 1,8, wat bij de pil volgens de meeste studies zelfs hoger ligt.